Vanaf 4 juli 2023 kan een buitenlandse belastingplichtige een financieel dienstverlener machtigen met DigiD Machtigen. De belastingplichtige heeft dan eerst zelf een DigiD nodig, die via Logius aangevraagd kan worden.
Bron: Belastingdienst Forum Fiscaal Dienstverleners, 26 april 2023
Het besluit vermijding van dubbele belasting onder belastingverdragen en andere regelingen ter voorkoming van dubbele belasting van 18 juli 2008 is geactualiseerd. Enkele verouderde bepalingen zijn vervallen en enkele nieuwe toegvoegd.
Bron: Ministerie van Financiën, 18 april 2023
Bij het berekenen van de hoogte ouderenkorting mag vrijgesteld pensioen van de Europese Investeringsbank niet worden meegenomen. Voor het drempelbedrag bij de giftenaftrek wordt dit vrijgesteld pensioen wel meegenomen
Bron: Rechtbank Den Haag, 28 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4587
Auteur: Gwen Smit, werkzaam bij de Belastingdienst. Deze bijdrage is geschreven op persoonlijke titel.
Stel dat een inwoner van België stage gaat lopen in Nederland, bij een in Nederland gevestigd bedrijf (de stageverlener). Voor dat bedrijf is het van belang om vast te stellen of er Nederlandse loonbelasting ingehouden en afgedragen moeten worden op de stagevergoeding.(1) De stagiair wil op zijn beurt weten of hij in Nederland een aangifte inkomstenbelasting moet indienen. Om deze vragen te beantwoorden, wordt in deze bijdrage eerst beschreven hoe de arbeidsverhouding van een stagiair kwalificeert voor de Nederlandse Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Vervolgens wordt aandacht besteed aan een tweetal goedkeuringen op basis waarvan de inhouding van loonbelasting achterwege kan blijven. Daarna komt de verdeling van het heffingsrecht over stagevergoedingen op basis van het belastingverdrag Nederland-België aan bod. Tot slot wordt kort ingegaan op achtereenvolgens de inhouding van loonbelasting door de stageverlener en de aangifte inkomstenbelasting van de stagiair.
Auteurs: Robert Bäumler en Bo Berkman, beiden zijn werkzaam bij de Belastingdienst. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
Binnen de Wet IB 2001 zijn er twee soorten belastingplichtigen: binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. De soort belastingplicht is van belang voor het de bepalen van de heffingsgrondslag: een binnenlandse belastingplichtige wordt voor het wereldinkomen in de heffing betrokken, terwijl een buitenlandse belastingplichtige alleen ten aanzien van het Nederlandse inkomen wordt belast. Een bekende tussenvorm is de partieel buitenlandse belastingplichtige: iemand die beschikt over een beschikking 30%-bewijsregel, en eigenlijk binnenlands belastingplichtig is, maar voor de boxen 2 en 3 wordt behandeld als buitenlandse belastingplichtige. Een heel bijzondere verschijningsvorm is de zogeheten beperkte binnenlandse belastingplichtige. Dat is iemand die voor de Wet IB 2001, dus nationaalrechtelijk, een binnenlandse belastingplichtige is, maar voor toepassing van een belastingverdrag tussen Nederland en een ander land inwoner is van dat andere land. Deze bijzondere combinatie van nationaal recht en een belastingverdrag roept verschillende vragen op over hoe de inkomstenbelastingheffing vorm krijgt. Enkele van die vragen worden hier besproken.
Auteur: mr. Rob van der Sluijs, werkzaam bij Global Employer Services van Deloitte (rvandersluijs@deloitte.nl)
Belastingplichtigen die niet woonachtig zijn in Nederland maar wel (nagenoeg) geheel inkomen genieten in Nederland, kunnen onder bepaalde voorwaarden recht hebben op dezelfde persoonsgebonden aftrekposten (zoals hypotheekrenteaftrek) en heffingskortingen op eenzelfde wijze als fiscaal inwoners van Nederland. In zulke gevallen worden zij aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtigen(1). Het doel en de strekking van de regeling is het uitsluiten van (indirecte) discriminatie op grond van iemands woonplaats wat haar oorsprong vindt in het EU-recht. Met andere woorden, een in het buitenland woonachtige belastingplichtige die in dezelfde situatie verkeert als een in Nederland woonachtige belastingplichtige mag fiscaal in beginsel niet ongunstiger worden behandeld. In de praktijk merk ik dat dit helaas niet altijd op deze manier uitwerkt. In deze bijdrage ga ik aan de hand van een voorbeeldcasus in op een situatie die niet in lijn is met het doel en de strekking van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht.
Y emigreert in 2019 van Duitsland naar Nederland. Y blijft in Duitsland werken. Bij de hoogte van de arbeidskorting moet ook het niet in Nederland belaste inkomen in aanmerking worden genomen, inclusief het inkomen over de periode dat Y nog in Duitsland woonde.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2023:1812
Met ingang van 1 april is in de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst opgenomen dat vrijwel alle verzoeken om teruggaaf dividendbelasting nog uitsluitend elektronisch kunnen worden ingediend. De handelwijze is afhankelijk van de aard van het verzoek.
Bron: Staatscourant, 27 maart 2023, nr. 8551
X woont in Duitsland en ontvangt Nederlandse en Duitse uitkeringen. € 12.944 (ABP-pensioen) is in Nederland belast en € 15.946 (Duitse en Nederlandse SV-uitkeringen) in Duitsland. X is geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1811
Voor de toepassing van een belastingverdrag wordt een overbruggingsuitkering beroepsvoetballers niet aangemerkt als een lijfrente. Op basis van het sportersartikel van het belastingverdrag zijn de uitkeringen aan de inwoner van Australië in Nederland belast.
Bron: Hoge Raad, 14 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:572