Verlofperioden moeten naar evenredigheid worden toegerekend aan het werken in een niet-verdragsland, in casu Angola. Dat betekent dat aan de periode in Angola toerekenbare, verlofdagen ook daadwerkelijk moeten zijn opgebouwd in de periode dat belanghebbende in Angola heeft gewerkt, overeenkomstig de wijze waarop de werkgever die verlofdagen heeft geadministreerd.
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3895
Een inwoner van Polen die 6 maanden in Nederland werkt heeft sinds 2013 maar tijdsevenredig recht op het premiedeel van de heffingskorting. De Hoge Raad denkt dat de regeling EU-rechtelijk ‘proof’ is, maar twijfelt (geen ‘acte clair’). De Hoge Raad stelt daarom prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie.
Bron: Hoge Raad, 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844
Het Europese Hof van Justitie heeft in de casus van de Spaanse voetbalmakelaar, die in Nederland hypotheekrenteaftrek claimt, op 9 februari 2017 beslist dat belanghebbende recht heeft op deze aftrek voor evenredig deel voor zover zijn inkomen in Nederland belast is. De Hoge Raad doet na dit arrest de zaak niet zelf af, maar verwijst naar gerechtshof Den Haag. Dit hof gaat nu uitspraak doen met in achtneming van de beslissing van het Europese Hof van Justitie.
Bron: Hoge Raad, 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:848
In het kader van een inlenersaansprakelijkheid is een inlener door de ontvanger aansprakelijk gesteld. De inlener heeft recht op inzake in alle stukken betreffende de niet door de inlener betaalde naheffingsaanslag loonheffingen. Alleen dan kan de aansprakelijk gestelde aangeven welke grieven alsnog moeten worden aangevoerd tegen de naheffingsaanslag om zijn aansprakelijkheid te kunnen beperken.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14 april 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2623
Een Nederlandse transportonderneming is op grond van de charterbepaling in cao niet gehouden om bij een buitenlandse transportonderneming die in onderaanneming internationaal transport uitvoert te bedingen om chauffeurs te betalen conform Nederlandse arbeidsvoorwaarden.
Bron: Gerechshof ’s-Hertogenbosch, 2 mei 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1873
De AG van het Europese Hof van Justitie vindt dat bij de berekening van een gegarandeerd ouderdomspensioen Zweden de hoogte mag beperken tot de tijdvakken van verzekering en/of wonen dat betrokkene sociaal verzekerd was in Zweden. Ook mag met pensioeninkomsten uit een andere lidstaat rekening houden bij de berekening van het recht op een minimumouderdomsuitkering.
Bron: Conclusie AG EU HvJ, 3 mei 2017, C-189/16
Een inwoner van Duitsland emigreert naar Nederland tijdens zijn ziekte. Hij werkte voor een Duitse GMBH en wordt ontslagen. Er bestaat geen recht op een Nederlandse ww-uitkering, omdat belanghebbende geen grensarbeider was, omdat hij (door zijn ziekte) niet dagelijks heen en weer gereisd heeft.
Bron: Rechtbank Overijssel 6 april 2017 AWB16/2406;
De vestigingsplaats van een lichaam berust bij de werkelijk leiding. De werkelijke leiding berust bij het bestuur. In casu komt dat overeen met de plaats waar het bestuur de leidinggevende taak uitoefent. Niet alleen beslissend is waar de leidinggevende bestuurder woont, maar ook andere omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen, zoals de plaats van de feitelijke werkzaamheden en de plaatsen van verblijf.
Bron: Rechtbank Noord-Nederland, 4 april 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1228
Een afgegeven E-101-verklaring (sinds 1 mei 210 een A1-verklaring) is bindend voor de sociale zekerheidsorganen van de lidstaat waar het werk wordt verricht als ook voor de rechterlijke instanties van het werkland. Dat is zelfs het geval als de verklaring is afgegeven voor werkzaamheden die niet binnen de materiële werkingssfeer van de vorordening 1408/71 vallen.
Bron: Europese Hof van Justitie, 27 april 2017, C-620/15
Een afgegeven E-101-verklaring (sinds 1 mei 210 een A1-verklaring) is bindend voor de sociale zekerheidsorganen van de lidstaat waar het werk wordt verricht als ook voor de rechterlijke instanties van het werkland. Dat is zelfs het geval als de verklaring is afgegeven voor werkzaamheden die niet binnen de materiële werkingssfeer van de vorordening 1408/71 vallen.
Bron: Europese Hof van Justitie, 27 april 2017, C-620/15