Aanslagen gestuurd naar het oude adres van belanghebbende in Zuid-Afrika zijn op juiste wijze bekend gemaakt. Belanghebbende had de verhuizing binnen Zuid-Afrika moeten doorgeven aan de Belastingdienst.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 maart 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1727
Twee inwoners van Duitsland verhuren een in Nederland gelegen vakantiehuis via een verhuurkantoor. Zij zijn ondernemer voor de omzetbelasting. De vakantiewoning is geen vaste inrichting en de twee eigenaren verrichten zelf geen activiteit welke als zelfstandige verrichting van de verhuur (hoofddienst) kwalificeert. Er bestaat dan geen recht op de kleine ondernemersregeling (art. 25 Wet OB).
Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3230
Een inwoner van Rusland werkt mee aan ijsshows van een in Nederland gevestigde werkgever. Betrokkene verblijft en werkt legaal op Nederlands grondgebied, maar in overwegende mate ook in andere lidstaten voor deze werkgever. De RvS vraagt het Hof van Justitie of artikel 1 van Vo 1231/2010 aldus moet worden uitgelegd dat werknemers met de nationaliteit van een derde land, die buiten de Unie wonen, maar tijdelijk in verschillende lidstaten werken in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever, zich kunnen beroepen op (titel II van) Vo 883/2004 en Vo 987/2009 en dus verzekerd zijn in Nederland.
Bron: Centrale Raad van Beroep, 4 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2914
Een inwoner van Nederland is op basis van het rijnvarendenverdrag sociaal verzekerd in Nederland, omdat een Nederlands bedrijf eigenaar is van het schip waarop hij vaart. Luxemburg heeft een E101-verklaring afgegeven. Omdat de Luxemburgse E101-verklaring niet is afgegeven op basis van het Rijnvarendenverdrag is de E101-verklaring niet bindend.
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6785
De bepaling in de uitzendovereenkomst van buitenlandse werknemers in de aspergeteelt om één jaar in dienst te treden heeft geen reële betekenis. Het uitzendbureau moet de hoge sectorpremie afdragen.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27 juli 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4663
Belanghebbende heeft in 2010 en 2011 in diverse verdragslanden gewerkt, maar nergens meer dan 183 dagen. Het loon is dan belast in de woonstaat Nederland. Niet aannemelijk is gemaakt dat het loon wordt betaald door of namens een werkgever in de werkstaat of dat sprake is van een vaste inrichting in de werkstaat.
Bron: Hoge Raad, 11 augustus 2017, ECLI:NL:HR:2017:1621
Het Gerechtshof oordeelt niet bevoegd te zijn om de geldigheid van de door de SVB afgegeven detacheringsverklaring na te gaan wat betreft de staving van de feiten op grond waarvan het genoemde standpunt is ingenomen. Belanghebbende is ingevolge de detacheringsverklaring in Nederland premieplichtig.
Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 15 juni 2017, ECLI:GHSHE:2017:2766
In België wonende DGA leidt in 2011 verlies uit resultaat overige werkzaamheden in verband met een afwaardering lening en rentevordering. Het verlies kan niet ten laste van het Nederlands inkomen komen, omdat de lening na de emigratie in 2006 is ontstaan en dus niet in het conserverend inkomen van het jaar van emigratie was begrepen.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27 juli 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4805.
A-G Wattel is van mening dat art. 11, derde lid, VO 883/2004 beoogt een sluitend systeem te creëren voor de toepassing van VO 883/2002. De Let die werkt voor een Nederlandse werkgever, in Letland woont en vaart onder de vlag van de Behama’s buiten de EU, is verzekerd in zijn woonland.
Bron: Conclusie A-G Wattel, 2 augustus 2017, ECLI:NL:PHR:2017:723
Op de kinderbijslag is terecht de woonlandfactor toegepast omdat de kinderen niet in Nederland wonen, maar in Mali. De wetgever heeft er bewust voor gekozen geen uitzondering op het woonlandbeginsel te maken voor uitgezonden ambtenaren en hun gezinsleden.
Centrale Raad van Beroep, 4 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2697