In de Eerste Kamer is de afschaffing van de heffingskorting voor niet in Nederland wonende werknemers aan de orde geweest. De staatssecretaris heeft toegezegd nog eens goed te onderzoeken of de toepassing van de heffingskorting in loonbelasting niet beter kan aansluiten bij de rechthebbenden in de inkomstenbelasting. De Belastingdienst gaat de doelgroep actief informeren over de gevolgen in 2019 van het wetsvoorstel.
Bron: (ongecorrigeerd) Verslag plenaire vergadering Eerste Kamer van 12 december 2017
Ook voor een werknemer die op 31 december 2012 nog geen 5 jaar gebruik maakte van de 30%-regeling is de 150 km-voorwaarde rechtsgeldig. Bij de tussentijdse toets na 5 jaar moet beoordeeld worden of de werknemer bij de ingangsdatum voldeed aan de 150 km-voorwaarde.
Bron: Hoge Raad, 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3083
Auteur: Mr K.A. van Heerewaarden, Senior Manager bij Van Oers International te Breda (k.vheerewaarden@vanoers.nl)
De invoering van de regels voor de kwalificerende belastingplicht per 1 januari 2015 heeft het voor de belastingplichtige niet eenvoudiger gemaakt om de rente van zijn niet in Nederland gelegen eigen woning in aftrek te brengen. In de praktijk blijkt overigens dat te snel (alleen) gekeken wordt naar de rente-aftrek, terwijl dit niet in alle gevallen fiscaal optimaal is. We kijken in deze bijdrage naar de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De conclusie is dat de aangifte voor buitenlands belastingplichtigen maatwerk betreft.
Auteur: mr. D.J.M. van Zantvoort, consultant People Advisory Services bij EY (demi.van.zantvoort@nl.ey.com)
De auto van de zaak is een aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarde om een potentiële werknemer over de contractuele streep te trekken. Er gelden bijzondere Nederlandse fiscale regels indien de werkgever deze personenauto ook voor privédoeleinden aan de werknemer ter beschikking stelt. Ook in grensoverschrijdende situaties is de auto van de zaak een aandachtspunt, omdat goed bekeken moet worden in welk land het arbeidsinkomen (inclusief de auto van de zaak) belast is. De berekening van het belastbaar inkomen dat de auto van de zaak genereert, is afhankelijk van de belastingwetgeving van het land waar deze auto (gedeeltelijk) belast wordt. In dit artikel wordt nader ingegaan op deze aspecten en de meest recente Nederlandse ontwikkelingen ten aanzien van de auto van de zaak.
Auteur: Rick Wijnen, werkzaam bij Boxx global expat solutions (Rick@boxx-expat.com)
Regelmatig worden werknemers kortstondig gedetacheerd vanuit het buitenland naar Nederland door een buitenlands concernonderdeel. Het doel van deze kortstondige detacheringen hangt vaak samen met bijvoorbeeld carrièreontwikkeling, een uitwisselingsprogramma of vanwege specifieke deskundigheid. De vraag die hierbij opkomt, is of bij kortstondige detacheringen belastingplicht ontstaat in Nederland. Of dat het geval is hangt af van het feit of de inlenende vennootschap materieel als ‘werkgever’ kan worden aangemerkt en de kosten draagt ofwel er een beroep kan worden gedaan op de in 2010 ingevoerde 60-dagen regeling. Sinds de uitspraken van de Hoge Raad van 1 december 2006 dient het begrip ‘werkgever’ in het dienstbetrekkingartikel (niet-zelfstandige arbeid artikel) van de gesloten belastingverdragen met Nederland niet meer formeel, maar materieel te worden geïnterpreteerd. In dit artikel zullen de gevolgen van een kortstondige detachering, dat wil zeggen korter dan 6 maanden, naar een Nederlands concernonderdeel aan bod komen.
Auteur: Kim Erens LL.M., werkzaam bij de afdeling People Advisory Services, EY Eindhoven (kim.erens@nl.ey.com)
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) dient betaald te worden voor elke in Nederland geregistreerde personenauto, motor en bestelauto. Maar ook moet BPM worden betaald voor elke niet in Nederland geregistreerde personenauto, motor en bestelauto waarmee een Nederlands ingezetene in Nederland rijdt. In een grensoverschrijdende situatie, bijvoorbeeld een inwoner van Nederland die in België werkzaam is en van zijn Belgische werkgever een bedrijfswagen met een Belgisch kenteken ter beschikking gesteld krijgt, kan men zich afvragen of BPM verschuldigd is. In dit artikel bespreek ik de mogelijkheden om in een grensoverschrijdende situatie een vrijstelling voor BPM te krijgen.
Auteurs: Prof. mr.dr. M.J.G.A.M. Weerepas, mr. R.D. Bäumler en M.L.H.A. Pechholt. Marjon Weerepas is verbonden aan de Capaciteitsgroep belastingrecht, het Maastricht Center for Taxation en Institute for Transnational and Euregional cross border cooperation and mobility (ITEM). Robert Bäumler is werkzaam als internationaal fiscalist bij taxservice-euregio te Maastricht. Pascalle Pechholt is adviseur bij Grensinfopunt Euregio rijn-maas-noord en werkzaam als zelfstandig adviseur.
In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 stelt het kabinet voor om vanaf 2019 in de loonbelasting voor alle buitenlandse belastingplichtigen de heffingskorting te beperken. Dit voorstel doet een aantal vragen rijzen. In deze bijdrage wordt het voorstel nader weergegeven en komen enige consequenties aan de orde.
De werkzaamheden van een Belgische onderneming worden niet aangemerkt als aanneming van werk. Daarmee is de Belgische onderneming inhoudingsplichtige in Nederland. De loonkosten zijn doorbelast naar Nederland. Het loon van de werknemers is met toepassing van het anoniementarief belast in Nederland.
Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 16 november 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4892
De Belgische wetgever stelt voor de arresten van het Belgische Hof van Cassatie inzake de Nederlandse AOW te corrigeren. Alle pensioenen die onderdeel zijn van een wettelijke sociale beschermingsregeling worden volledig belastbaar met ingang van 1 januari 2017.
Bron: dekamer.be, wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen III, 29 november 2017
Minister Hoekstra ziet diverse problemen bij het voorstel voor een Pan-Europees Pensioen Plan (PEPP). Hij voorziet problemen voor het PEPP op fiscaal gebied, het aanbieden van de PEPP via pensioenfondsen, de compartimentering per lidstaat en het grensoverschrijdende voort- of omzetten van het PEPP.
Bron: Ministerie van Financiën, 5 december 2017, kenmerk 2017-0000209974